Marsyandi Valley (Nederlands)

Gedurende de laatste 2 weken van juni en de eerste week van juli 2001 bezocht ik samen met Tim Roberts (Engeland) en Jan Burgel (Tsjechië) de Marsyandi Vallei in Centraal-Nepal. Alhoewel de expeditie vooral bedoeld was om Saxifraga soorten te bestuderen, wil ik het hier enkel hebben over de Androsaces in deze vallei.

De trekking volgde grotendeels de Marsyandi rivier. De vallei wordt overheerst door de bergtoppen van de Annapurna keten die de 8000 meter overstijgen. Deze tocht is 2de drukste route in Nepal en dit is te merken aan de bouwwoede die heerst over het ganse traject van de trekking.

De tocht startte in het dorp Besi Sahar (823 m) op ongeveer 180 kilometer ten westen van de hoofdstad Kathmandu. De eerste dagen wandelden we in een subtropisch klimaat maar langzaam ging dit over in een subalpine omgeving. Met Arisaema tortuosum, A. costatum en A. erubescens als meest opvallende planten. Op de vochtiger plaatsen groeiden verschillende Gesneriaceae soorten, zoals Corallodiscus lanuginosus, Didymocarpus primulifolius en Chirita bifolia.

Uiteindelijk op de 5de wandeldag vinden we onze eerste Androsace. We zijn nu op een hoogte van ongeveer 2750 meter. In de wouden met o.a. Pinus wallichiana en Picea smithiana vonden we Androsace strigillosa. De planten stonden heel dun verspreid, soms tientallen meters uit elkaar en meestal in een groepje van 2 of 3 planten. De bovenzijde van de kroonbladeren was wit en de onderzijde rozerood. De bloemen stonden op een 20 tot 25 cm hoge steel die meestal gesteund werd door de omringende beplanting, zoals Cotoneaster microphyllus. Verder groeiden er in deze zone vooral Anemone rivularis, Euphorbia wallichii, varens en een Thalictrum soort. De planten stonden meestal op een licht beschaduwde plaats waar ze diffuus daglicht ontvingen dat doordringt tussen de bomen. De grond was een zeer humusrijke dennennaalden grond. Deze Androsace soort komt zeer verspreid voor in de Marsyandi Vallei tot op een hoogte van +/- 4500 meter.

Langzaam slingerde de weg zich hoger; op een hoogte van +/- 3000 meter verscheen de eerste plant van Androsace robusta ssp. purpurea, hangend over een rots. Het was zeer eenvoudig om deze plant te determineren omdat zij dezelfde kenmerken had, als de planten die wij kweken in cultuur. Deze zeer losse groeiwijze werd vermoedelijk veroorzaakt door de geringe lichtinval door de omringende begroeiing.

Stilaan veranderde het landschap in een open en drogere omgeving. Uiteindelijk kwamen we in een gebied waar het de laatste 3 jaar bijna niet heeft geregend. Hier vonden we Androsace robusta ssp. purpurea in een zeer compacte vorm. Spijtig genoeg was het merendeel van de planten reeds uitgebloeid. Van op een afstand leken de planten op zilverwitte tapijten. Dit werd misschien veroorzaakt door de droge omstandigheden waarin deze planten groeien. De grond was zeer droog en zanderig. De begeleidende planten waren o.a. een grijsbladige Anthemis soort, Thymus linearis, Juniperis squamata en Potentilla fructicosa.

Iets voorbij het dorpje Hongde, verlieten we de Marsyandi Vallei en volgden we de Sabche Kohla rivier. In deze zijvallei, langs de flanken van de Annapurna IV, hopen we de enige bekende groeiplaats te vinden van Saxifraga lowndesii. Op onze tocht naar het einde van deze vallei kwamen we honderdduizenden, misschien wel miljoenen planten tegen van Androsace robusta ssp. purpurea. De meeste planten stonden in bloei en samen met Rhododendron lepitodum veroorzaakten ze dat de hellingen een roze gloed vertoonden. Werkelijk een prachtig zicht. Alhoewel het bovenste gedeelte van deze vallei een paar honderd meter hoger gelegen is, waren de planten minder compact en groener van uitzicht. De lengte van de bloemstelen varieerde van 2 tot 6 cm. Het is mij opgevallen dat de bloemstelen niet echt korter worden op de hoger gelegen plaatsen. Het enige verschil dat op te merken viel, is dat de bloemkleur op een hoogte van +/- 4600 meter wijzigde naar een meer blauwere tint. Ook Androsace robusta ssp. purpurea kwam zeer verspreid voor in de Marsyandi Vallei tot een hoogte van +/- 4750 meter. De planten stonden meestal op droge, zonnige plaatsen.

Na het verlaten van de Sabche Kohla vallei volgden we terug de Marsyandi rivier en kwamen we op een hoogte van 4200 meter in een dorpje waar 4 verschillende Androsace soorten groeiden op slechts een paar honderd meter van mekaar. Namelijk A. strigillosa, A. robusta ssp. purpurea, A. tapete en A. nortonii.

Er stonden een 10-tal planten van A. tapete in een bergweide. De planten werden er bedreigd door de bouw van een nieuw hotel. De planten waren net uitgebloeid, maar hadden slechts een zeer karige bloei gekend. De grond was een neutrale, licht humusrijke, zanderige grond.

Op een naar het noordwesten gerichte helling stonden duizenden planten van A. nortonii. De bloemkleur varieerde van dieproze tot heel licht roze, bijna wit. De planten lijken sterk op A. sarmentosa, maar de bladeren zijn zeer sterk bedekt met lange, rechtopstaande haartjes, vooral aan de rand van het blad. De bloemsteel was meestal tussen de 4 en 8 cm. Ze groeiden in een min of meer vochtig grasland samen met o.a. Rhododendron lepitodum en Cremanthodium arnicoides. A. nortonii kwam voor tot +/- 4750 meter, maar was op de andere plaatsen meestal minder talrijk.

Kort bij het plaatsje waar we ons basiskamp optrokken voor de beklimming van de Thorung La, op een hoogte van 4600 meter, groeide A. lehmannii in een humusrijke bergweide. De prachtig groene kussens waren niet groter dan 10 à 15 cm. De witte stengelloze bloemen stonden gegroepeerd bij mekaar op een klein gedeelte van de plant. De bloemen stonden zo dicht bijeen dat de kroonbladeren mekaar overlapten. Het gele oog van de bloem verkleurt naar rozerood na bevruchting. Gezien de plaats waar deze planten stonden, vermoed ik dat de grond altijd redelijk vochtig is. Ik heb A. lehmannii enkel gevonden in dit zeer beperkt gebied. Op ongeveer dezelfde hoogte verschenen ook de eerste planten van A. zambalensis, maar op +/- 5000 meter groeide deze soort zeer talrijk. Tijdens de klim van Thorung Pedi naar de top van de Thorung La pas vonden we A. robusta ssp. purpurea, A. nortonii, A. zambalensis, A. delavayi en 1 enkele plant van A. tapete.

A. zambalensis kwam voor op screes die naar het noordoosten gericht waren. De stenen van de puinhellingen waren gemengd met een licht zure leemachtige grond, gemengd met ontzettend veel steentjes. Op de meest zonnige plaatsen waren deze planten zeer compact en prachtig bloeiend.

A. zambalensis kwam voor tot bijna op de top van de Thorung La (5200 meter). De meeste kussens hadden een doorsnede tussen de 10 en 20 cm. De rozetten van A. zambalensis staan losser uit mekaar dan deze van A. delavayi en er vormen zich meerdere bloemknoppen per bloemstengel, die zeer kort is.

Op een bepaalde plaats op ongeveer 5000 meter groeiden tussen duizenden planten van A. zambalensis een paar planten van A. delavayi. De meeste planten hiervan waren net in bloei aan het komen of nog in knop. A. delavayi vormt kleinere rozetten die dicht op mekaar geplaatst staan. Vanuit het midden van de rozet vormt zich slechts 1 (soms 2) stengelloze witte bloem.

« van 3 »